Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·leer·de

Werkwoord

vervoeging van
ontleren

ontleerde

  1. enkelvoud verleden tijd van ontleren
    • Ik ontleerde. 
    • Jij ontleerde. 
    • Hij, zij, het ontleerde. 
  2. verbogen vorm van ontleerd, voltooid deelwoord van ontleren