• ont·kop·pel·de
vervoeging van
ontkoppelen

ontkoppelde

  1. enkelvoud verleden tijd van ontkoppelen
    • Ik ontkoppelde. 
    • Jij ontkoppelde. 
    • Hij, zij, het ontkoppelde. 
  2. verbogen vorm van ontkoppeld, voltooid deelwoord van ontkoppelen