• ont·hei·ligt
vervoeging van
ontheiligen

ontheiligt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontheiligen
    • Jij ontheiligt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontheiligen
    • Hij ontheiligt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontheiligen
    • Ontheiligt!