ontgrenst
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ont·grenst
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ontgrenzen |
ontgrenst
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontgrenzen
- Jij ontgrenst.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontgrenzen
- Hij ontgrenst.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontgrenzen
- Ontgrenst!
Gangbaarheid
- Het woord ontgrenst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.