ontgoochelde
- ont·goo·chel·de
ontgoochelde
- verbogen vorm van de stellende trap van ontgoocheld
vervoeging van |
---|
ontgoochelen |
ontgoochelde
- enkelvoud verleden tijd van ontgoochelen
- Ik ontgoochelde.
- Jij ontgoochelde.
- Hij, zij, het ontgoochelde.
- Ik ontgoochelde.
- verbogen vorm van ontgoocheld, voltooid deelwoord van ontgoochelen
- Het woord ontgoochelde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.