ontfutselde
- Geluid: ontfutselde (hulp, bestand)
- ont·fut·sel·de
vervoeging van |
---|
ontfutselen |
ontfutselde
- enkelvoud verleden tijd van ontfutselen
- Ik ontfutselde.
- Jij ontfutselde.
- Hij, zij, het ontfutselde.
- Ik ontfutselde.
- verbogen vorm van ontfutseld, voltooid deelwoord van ontfutselen