• ont·ferm·de
vervoeging van
ontfermen

ontfermde

  1. enkelvoud verleden tijd van zich ontfermen
    • Ik ontfermde me. 
    • Jij ontfermde je. 
    • Hij, zij, het ontfermde zich. 
  2. verbogen vorm van zich ontfermd, voltooid deelwoord van zich ontfermen