• on·op·ge·hel·der·de

onopgehelderde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van onopgehelderd
     En ondanks het feit dat ze op dit moment een lange reeks onopgehelderde bankovervallen en inbraken in wapenvoorraden toeschreven aan de bende.[1]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645149