Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·der·uit·gin·gen

Werkwoord

vervoeging van
onderuitgaan

onderuitgingen

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van onderuitgaan
    • ...dat wij onderuitgingen. 
    • ...dat jullie onderuitgingen. 
    • ...dat zij onderuitgingen.