onderliep
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- on·der·liep
Werkwoord
vervoeging van |
---|
onderlopen |
onderliep
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van onderlopen
- ... dat ik onderliep.
- ... dat jij onderliep.
- ... dat hij, zij, het onderliep.
- ... dat ik onderliep.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
onderlopen |
onderliep
- enkelvoud verleden tijd van onderlopen
- Ik onderliep.
- Jij onderliep.
- Hij, zij, het onderliep.
- Ik onderliep.