• on·der·bood
vervoeging van
onderbieden

onderbood

  1. enkelvoud verleden tijd van onderbieden
    • Ik onderbood. 
    • Jij onderbood. 
    • Hij, zij, het onderbood. 
     In 1910 stationeerde hij 5 schepen in Delfzijl en onderbood de sleeptarieven met ongeveer 50 procent.[1]
  1.   Weblink bron Gearchiveerde versie
    Marieke Feller
    “Kustvaart, rederijen en sleepboten” op deverhalenvangroningen.nl