omzit
- om·zit
vervoeging van |
---|
omzitten |
omzit
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omzitten
- ... dat ik omzit.
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omzitten
- ... dat jij omzit.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omzitten
- ... dat hij omzit.
- Het woord omzit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.