omwaaide
- om·waai·de
vervoeging van |
---|
omwaaien |
omwaaide
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van omwaaien
- ... dat ik omwaaide.
- ... dat jij omwaaide.
- ... dat hij, zij, het omwaaide.
- ... dat ik omwaaide.
- verbogen vorm van omwaaid, voltooid deelwoord van omwaaien
vervoeging van |
---|
omwaaien |
omwaaide
- enkelvoud verleden tijd van omwaaien
- Ik omwaaide.
- Jij omwaaide.
- Hij, zij, het omwaaide.
- Ik omwaaide.
- Het woord omwaaide staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.