Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·turnt

Werkwoord

vervoeging van
omturnen

omturnt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omturnen
    • ... dat jij omturnt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omturnen
    • ... dat hij omturnt.