• om·speel·den
vervoeging van
omspelen

omspeelden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van omspelen
    • ...dat wij omspeelden. 
    • ...dat jullie omspeelden. 
    • ...dat zij omspeelden. 
vervoeging van
omspelen

omspeelden

  1. meervoud verleden tijd van omspelen
    • Wij omspeelden. 
    • Jullie omspeelden. 
    • Zij omspeelden.