ompaalt
- om·paalt
vervoeging van |
---|
ompalen |
ompaalt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ompalen
- Jij ompaalt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ompalen
- Hij ompaalt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ompalen
- Ompaalt!
- Het woord ompaalt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.