Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·paal·de

Werkwoord

vervoeging van
ompalen

ompaalde

  1. enkelvoud verleden tijd van ompalen
    • Ik ompaalde. 
    • Jij ompaalde. 
    • Hij, zij, het ompaalde. 
  2. verbogen vorm van ompaald, voltooid deelwoord van ompalen