Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·naai·de

Werkwoord

vervoeging van
omnaaien

omnaaide

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van omnaaien
    • ... dat ik omnaaide. 
    • ... dat jij omnaaide. 
    • ... dat hij, zij, het omnaaide. 

Gangbaarheid