omloopt
- om·loopt
vervoeging van |
---|
omlopen |
omloopt
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omlopen
- ... dat jij omloopt.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omlopen
- ... dat hij omloopt.
vervoeging van |
---|
omlopen |
omloopt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omlopen
- Jij omloopt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omlopen
- Hij omloopt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van omlopen
- Omloopt!
- Het woord omloopt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.