• om·kleed·de
vervoeging van
omkleden

omkleedde

  1. enkelvoud verleden tijd van omkleden
    • Ik omkleedde. 
    • Jij omkleedde. 
    • Hij, zij, het omkleedde. 
vervoeging van
omkleden

omkleedde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van omkleden
    • ... dat ik omkleedde. 
    • ... dat jij omkleedde. 
    • ... dat hij, zij, het omkleedde.