omgordt
- om·gordt
vervoeging van |
---|
omgorden |
omgordt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omgorden
- Jij omgordt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omgorden
- Hij omgordt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van omgorden
- Omgordt!
vervoeging van |
---|
omgorden |
omgordt
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omgorden
- ... dat jij omgordt.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omgorden
- ... dat hij omgordt.
- Het woord omgordt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.