omdreef
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- om·dreef
Werkwoord
vervoeging van |
---|
omdrijven |
omdreef
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van omdrijven
- ... dat ik omdreef.
- ... dat jij omdreef.
- ... dat hij, zij, het omdreef.
- ... dat ik omdreef.
vervoeging van |
---|
omdrijven |
omdreef
- enkelvoud verleden tijd van omdrijven
- Ik omdreef.
- Jij omdreef.
- Hij, zij, het omdreef.
- Ik omdreef.
Gangbaarheid
- Het woord 'omdreef' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.