omarmden
- om·arm·den
vervoeging van |
---|
omarmen |
omarmden
- meervoud verleden tijd van omarmen
- Wij omarmden.
- Jullie omarmden.
- Zij omarmden.
- Wij omarmden.
- Het woord omarmden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
omarmen |
omarmden