Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·arm

Werkwoord

vervoeging van
omarmen

omarm

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omarmen
    • Ik omarm. 
  2. gebiedende wijs van omarmen
    • Omarm! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omarmen
    • Omarm je? 

Meer informatie