omarm
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- om·arm
Werkwoord
vervoeging van |
---|
omarmen |
omarm
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omarmen
- Ik omarm.
- gebiedende wijs van omarmen
- Omarm!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omarmen
- Omarm je?
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.