enkelvoud meervoud
naamwoord oes oeste

oes

  1. oogst
    «Die planeet Ceres se naam is afgelei van die Romeinse godin van groeiende plante, die oes en moederlike liefde.»
    De naam van de planeet Ceres is afgeleid van de Romeinse godin van groeiende planten, de oogst en de moederlijke liefde.
stamtijd
infinitief voltooid
deelwoord
oes
geoes
volledig

oes

  1. overgankelijk oogsten
    «Die landbou-aktiwiteite is geleidelik uitgebou, en reeds in 1659 is die eerste wyndruiwe geoes
    De lanbouwactiviteiten zijn geleidelijk uitgebreid en al in 1659 zijn de eerste wijndruiven geoogst.