oculeerde
- ocu·leer·de
vervoeging van |
---|
oculeren |
oculeerde
- enkelvoud verleden tijd van oculeren
- Ik oculeerde.
- Jij oculeerde.
- Hij, zij, het oculeerde.
- Ik oculeerde.
- Het woord oculeerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.