observeer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ob·ser·veer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
observeren |
observeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van observeren
- Ik observeer.
- gebiedende wijs van observeren
- Observeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van observeren
- Observeer je?