Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nut·tigt

Werkwoord

vervoeging van
nuttigen

nuttigt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nuttigen
    • Jij nuttigt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nuttigen
    • Hij nuttigt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van nuttigen
    • Nuttigt!