normaliseert
- nor·ma·li·seert
vervoeging van |
---|
normaliseren |
normaliseert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van normaliseren
- Jij normaliseert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van normaliseren
- Hij normaliseert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van normaliseren
- Normaliseert!
- Het woord normaliseert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.