noodzakelijkerwijs
- nood·za·ke·lij·ker·wijs
- Afgeleid van noodzakelijk met het achtervoegsel -erwijs
noodzakelijkerwijs
- te wijten aan de noodzaak, noodgedwongen
- De tijd dat de ondernemer zich noodzakelijkerwijs moest verdiepen in allerlei ICT-zaken is voorbij.
- door de wetten van de logica afgedwongen, onvermijdelijk
- Na bliksem volgt noodzakelijkerwijs donder.
- ▸ Het zijn lessen die voor mij werken maar niet noodzakelijkerwijs voor jullie.[1]
- Het woord noodzakelijkerwijs staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers