nodigde
- no·dig·de
vervoeging van |
---|
nodigen |
nodigde
- enkelvoud verleden tijd van nodigen
- Ik nodigde.
- Jij nodigde.
- Hij, zij, het nodigde.
- Ik nodigde.
- Het woord nodigde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
nodigen |
nodigde