niëlleerde
- Geluid: niëlleerde (hulp, bestand)
- ni·el·leer·de
vervoeging van |
---|
niëlleren |
niëlleerde
- enkelvoud verleden tijd van niëlleren
- Ik niëlleerde.
- Jij niëlleerde.
- Hij, zij, het niëlleerde.
- Ik niëlleerde.
- Het woord niëlleerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.