negotieert
- Geluid: negotieert (hulp, bestand)
- ne·go·ti·eert
vervoeging van |
---|
negotiëren |
negotieert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van negotiëren
- Jij negotieert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van negotiëren
- Hij negotieert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van negotiëren
- Negotieert!
- Het woord negotieert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.