Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • neer·ge·stor·te

Bijvoeglijk naamwoord

neergestorte

  1. verbogen vorm van de stellende trap van neergestort

Werkwoord

vervoeging van: neerstorten…
verbogen vorm: neergestortee

neergestorte

  1. verbogen vorm van neergestort, voltooid deelwoord van neerstorten

Gangbaarheid