narijdt

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  narijdt    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• na·rijdt

Werkwoord

vervoeging van
narijden

narijdt

1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van narijden
   

   • ... dat jij narijdt. 

2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van narijden
   

   • ... dat hij narijdt. 

Gangbaarheid

• Het woord narijdt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.