Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·kauwt

Werkwoord

vervoeging van
nakauwen

nakauwt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nakauwen
    • ... dat jij nakauwt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nakauwen
    • ... dat hij nakauwt. 

Gangbaarheid