Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·kauw·de

Werkwoord

vervoeging van
nakauwen

nakauwde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van nakauwen
    • ... dat ik nakauwde. 
    • ... dat jij nakauwde. 
    • ... dat hij, zij, het nakauwde. 

Gangbaarheid