nagloeit
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- na·gloeit
Werkwoord
vervoeging van |
---|
nagloeien |
nagloeit
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nagloeien
- ... dat jij nagloeit.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nagloeien
- ... dat hij nagloeit.
Gangbaarheid
- Het woord nagloeit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.