• na·bij·komt
vervoeging van
nabijkomen

nabijkomt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nabijkomen
    • ... dat jij nabijkomt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nabijkomen
    • ... dat hij nabijkomt.