munitiekistje
- Geluid: munitiekistje (hulp, bestand)
- IPA: /myˈni(t)siˌkɪʃə/, /myˈni(t)siˌkɪscə/
- mu·ni·tie·kist·je
het munitiekistje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord munitiekist
- Zou je rijk willen worden dan moet je je met een oud munitiekistje vol gereedschap en een fietspomp op de hoek van de straat posteren. [1]
- Het woord munitiekistje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Claasen, A."Minister Schoo laat Vietnam in de steek" in: De Waarheid (12 maart 1984); p. 3 kol. 2; geraadpleegd 2015-05-18