Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mum·mel

Werkwoord

vervoeging van
mummelen

mummel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mummelen
    • Ik mummel. 
  2. gebiedende wijs van mummelen
    • Mummel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mummelen
    • Mummel je? 

Gangbaarheid