multitask
- mul·ti·task
vervoeging van |
---|
multitasken |
multitask
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van multitasken
- Ik multitask.
- gebiedende wijs van multitasken
- Multitask!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van multitasken
- Multitask je?
- Het woord multitask staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.