moche

  1. (spreektaal) lelijk
    «Elles sont moches, ces godasses!»
    Wat een lelijke schuiten!
    «Elle est moche comme un pou!»
    Ze is lelijk als de nacht! (letterlijk: als een luis) [1]
  2. (spreektaal) immoreel
    «C'est moche ce que tu fais là.»
    Dat kan je niet maken wat je daar doet. [1]
  3. (spreektaal) triest
    «Ma mère n'arrête pas de répéter que c’est moche de vieillir.»
    Mijn moeder blijft maar herhalen dat het triest is om oud te worden. [1]