miszegt
- mis·zegt
vervoeging van |
---|
miszeggen |
miszegt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van miszeggen
- Jij miszegt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van miszeggen
- Hij miszegt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van miszeggen
- Miszegt!
- Het woord miszegt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.