Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mis·zeg·de

Werkwoord

vervoeging van
miszeggen

miszegde

  1. enkelvoud verleden tijd van miszeggen
    • Ik miszegde. 
    • Jij miszegde. 
    • Hij, zij, het miszegde. 
  2. verbogen vorm van miszegd, voltooid deelwoord van miszeggen