Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mis·re·ken·de

Werkwoord

vervoeging van
misrekenen

misrekende

  1. enkelvoud verleden tijd van misrekenen
    • Ik misrekende. 
    • Jij misrekende. 
    • Hij, zij, het misrekende. 
  2. verbogen vorm van misrekend, voltooid deelwoord van misrekenen