miskom
- mis·kom
vervoeging van |
---|
miskomen |
miskom
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van miskomen
- Ik miskom.
- gebiedende wijs van miskomen
- Miskom!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van miskomen
- Miskom je?
- Het woord miskom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.