• mi·ni·seert
vervoeging van
miniseren

miniseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van miniseren
    • Jij miniseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van miniseren
    • Hij miniseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van miniseren
    • Miniseert!