menyetrika
- me·nyet·ri·ka
- afgeleid van setrika "strijkijzer" met het voorvoegsel meN- (dat actieve overgankelijke werkwoorden vormt)
menyetrika
- strijken (van kleding)
- «Saya sedang menyetrika baju.»
- Ik ben bezig met strijken.
- «Saya sedang menyetrika baju.»