Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mee·zeilt

Werkwoord

vervoeging van
meezeilen

meezeilt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meezeilen
    • ... dat jij meezeilt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meezeilen
    • ... dat hij meezeilt.